De 40-plussers onder ons kennen het allemaal nog wel: het papieren spaarboekje, dat in de jaren 1970 en 1980 super populair was. Je ging met je spaarboekje naar de bank, als je weer wat geld ging storten. En dat was aantrekkelijk, want zo’n 30 jaar geleden lagen de spaarrentes ruim boven de 5 procent. Sparen was meer dan aantrekkelijk. Sinds enkele jaren is het opzijzetten van geld op een spaarrekening echter nauwelijks meer profijtelijk. Sterker nog: als je een spaarder bent, ben je eigenlijk niet echt slim bezig, want het opzijzetten van je spaargeld leidt feitelijk tot een behoorlijk koopkrachtverlies. Hoe zit dit eigenlijk?
Spaarrentes die bijna niks meer voorstellen
Een van de belangrijkste redenen dat sparen eigenlijk alleen maar geld kost, is de lage spaarrente van de afgelopen jaren. Al in 2017 waren er banken die de rentes op hun spaarrekeningen verlaagden tot een historisch laag percentage van 0,05. Daarna ging het van kwaad tot erger. In 2019-2020 volgden de eerste banken die kozen voor een 0 procent spaarrente of (zoals de Rabobank) zelfs voor het eerst met negatieve rentes op de spaarrekening kwamen.
Waarom geld op de bank zetten steeds vaker geld kost
Je geld op de bank laten staan, is met rentepercentages die rond het vriespunt liggen natuurlijk niet meer interessant. Geld lenen kost geld, zo luidt een bekende slogan, maar geld sparen tegenwoordig ook. Neem alleen al het feit dat je voor een bank- en spaarrekening jaarlijks enkele tientallen euro’s moet aftikken, terwijl je over het ingelegd geld geen rente ontvangt. In dit soort situaties is het niet verwonderlijk dat mensen hun geld van de bank halen, om het te investeren in bijvoorbeeld een verbouwing of een nieuwe auto. Of ervoor kiezen om hun spaargeld in een beleggingsfonds te stoppen met een aantrekkelijk rendement, om zo toch nog wat vermogensopbouw te realiseren.
Het probleem van de inflatie
Naast de kosten die banken in rekening brengen en die je spaargeld doen verdampen, is de inflatie een probleem. Jaarlijks wordt geld, afhankelijk van de economische ontwikkelingen, al snel 1 tot 2 procent minder waard. Er is een rentepercentage op het spaartegoed nodig van minimaal dezelfde hoogte als het inflatiepercentage, om dit verlies aan koopkracht te neutraliseren. Maar, zoals we zagen, de rentes op spaarrekeningen liggen tegenwoordig bij alle financiƫle instellingen rond de 0 tot 0.1 procent, wat veel te weinig is om de waardevermeerdering van het spaargeld op te vangen. En dat betekent feitelijk dat je geld hoe dan ook minder waard wordt.
Slim omgaan met je spaargeld
Door je geld slim te investeren in bijvoorbeeld een verbouwing, kun je toch nog winst maken op langere termijn. Wie zijn of haar woning renoveert of een uitbouw plaatst, creĆ«ert daarmee direct een waardevermeerdering van de woning, die zich later gaat uitbetalen als je gaat verhuizen. Ook investeren in energiebesparende maatregelen is interessant. Waarom? Simpel: omdat je hiermee direct de vaste lasten omlaag brengt en je op termijn – als je zonnepanelen of isolatiemaatregelen zijn afbetaald – gratis of tegen bijzonder lage kosten gebruik kunt maken van energie.
Ten slotte kan het interessant zijn om je spaargeld in vastgoed te stoppen, zoals een vakantiewoning. Niet alleen kun je dan zelf voordelig op vakantie in de toekomst. Maar ook is een tweede huisje kopen en die gebruiken voor de verhuur een winstgevende investering, waarmee je snel je koopkracht kunt vergroten. Zeker als je op kortere of langere termijn met pensioen gaat, kun je door het verhuren van een tweede huisje de lagere inkomsten na je pensioen opvangen, waardoor je een stuk meer te besteden hebt.